Uitreiking Order of Freedom aan LtGen bd Ton van Loon

(voormalig C 1(NL) Afdeling Artillerie KFOR1 en TF Orahovac)

Generaal Van Loon krijgt medaille voor Nederlandse missie die ook bij hem blijvend sporen naliet

In Nederland is onze bijdrage aan missie Kosovo (1999) grotendeels vergeten. Maar in het land zelf niet. Nederlandse militairen worden er gezien als bevrijders. Met de toekenning van een hoge Kosovaarse onderscheiding aan hun commandant Ton van Loon kregen ze hier vrijdag dik twee decennia na dato erkenning voor.

Het conflict in Kosovo was een nabrander van de vuurzee die een paar jaar eerder door voormalig Joegoslavië trok, met als dieptepunt de genocide van Srebrenica. Terwijl de rust op de Balkan leek te zijn teruggekeerd, begon het in 1998 in Kosovo opnieuw te broeien. De voormalige provincie van Joegoslavië wilde onafhankelijkheid, maar Servië beschouwde Kosovo als eigen grondgebied.

De meerderheid van de Kosovaarse bevolking bestond uit Albanezen, maar de macht was stevig in handen van de Serviërs. De Dayton vredesakkoorden van 1995 verzuimden de situatie op te lossen. Het gevolg was een guerrilla tussen de Servische officials en politiemensen en het Kosovaarse bevrijdingsleger UCK.

„Het was totale chaos, mensen die de ene dag nog naast elkaar in de fabriek hadden gewerkt, buren waren, gingen elkaar op alle manieren te lijf”, zegt generaal Van Loon. In het voorjaar van ’99 besloot de NAVO tot actie over te gaan. NAVO-jachtvliegtuigen – waaronder Nederlandse F-16’s – bombardeerden de Serviërs terug naar de onderhandelingstafel. 9 juni kwam er een wapenstilstand. Daarna was het aan grondtroepen van de NAVO-macht KFOR om orde te gaan scheppen in de chaos.

1945

Wat de troepen van de dan overste Van Loon ervaren, is gelijk aan wat de Canadezen in 1945 bij ons meemaken. De militairen worden onthaald als helden, gaan op de schouders en worden omhelsd. Voor de Kosovaarse ambassadeur in ons land Lirim Greiçevci is er geen onderscheid tussen de Canadezen en de Nederlanders. „Jullie 1945 is ons 1999. We zijn de Nederlanders eeuwig dankbaar”, zei hij tijdens de uitreiking van de medaille ’De Kosovaarse orde van de vrijheid’ aan Van Loon.

Nederland hield toen het zich committeerde aan KFOR met iets heel anders rekening. Omdat een scenario van een grondoorlog realistisch was, stuurde het een eenheid met zo ongeveer de zwaarste wapens waarover de Koninklijke Landmacht beschikte: de 11e Afdeling Rijdende Artillerie, beter bekend als de Gele Rijders. Ton van Loon was hier commandant. Toen hij op 12 juni als eerste Nederlander voet op Kosovaarse bodem zette, wist hij dat zijn kanonnen niet zouden hoeven te worden ingezet, maar aan de bevrijdingsroes komt ook snel een einde.

Massamoord

Van Loon treft een door oorlog verscheurd land aan. Binnen een paar dagen neemt een UCK-commandant hem mee naar een huis vol door de Serviërs gedode burgers. Na de massamoord hebben ze het in brand gestoken. In de zes maanden van hun missie zullen de Nederlanders tweeduizend stoffelijke overschotten bergen. Loodzwaar werk, helemaal omdat ze tegelijkertijd de veiligheid moeten garanderen van de Servische minderheid in de regio.

„Was dat voor ons moeilijk? Natuurlijk”, zegt de generaal. „Het is een moreel dilemma, zeker wanneer je soms zeker wist wie de verantwoordelijken voor die daden waren en dat je die ook beschermde. Ik begreep Kosovo niet. Nog niet. Ik ben naar Afghanistan uitgezonden geweest en dat snapte ik. Volwassen mannen die op elkaar schieten, klaar. Maar ik kan nog niet begrijpen hoe mensen een baby kunnen onthoofden. Tegelijkertijd beseften we dat de grote misdaad lag bij Milosevic en zijn regering die twee delen van de bevolking tegen elkaar op hadden gezet. Dat soort oproerpogingen bleven zich voordoen.”

Bloedwraak

„Op een gegeven moment kwam de aartsbisschop van Kosovo op bezoek voor een ontmoeting met de Serviërs. De nacht erna werd ik uit mijn bed gebeld met de waarschuwing dat de hele stad naar benzine stonk. Het bleek dat de aartsbisschop had gezegd dat er de volgende dag een evacuatie zou zijn en dat de mensen al hun bezit moesten vernietigen. Wat je dan doet? Extra patrouilles uitsturen en ervoor zorgen dat niemand met lucifers gaat spelen.”

De Nederlanders proberen zes maanden lang de rust te bewaren in een gebied waar de sporen van oorlog nog heel vers zijn en de potentiële gevolgen ervan groot. Van Loon ziet hoe grote aantallen Albanezen terugkeren om naasten dood en hun huizen platgebrand aan te treffen. Het leed is immens. In het conflict verliezen volgens de Kosovaarse regering 12.000 burgers het leven, worden duizenden vrouwen verkracht en 100.000 huizen verwoest. En dat allemaal in een gebied waar Albanezen wonen die bloedwraak kennen.

Om het land uit de chaos te krijgen, doen de militairen meer dan alleen orde handhaven. Zo stimuleren de troepen de wederopbouw door vrachtwagens vol hout en dakpannen aan te voeren en helpt de krijgsmacht bij het weer opstarten van bakkerijen. Het zorgt ervoor dat de maar zeshonderd mannen en vrouwen van Van Loon zwaar worden belast. Ze draaien diensten van zestien uur op, acht af. „Je kan wel zeggen dat je ergens niet van bent, maar wie doet het dan?”, reageert generaal Van Loon op het naar zich toe trekken van taken waaraan hij ervoor niet eens had gedacht.

Impact

Tegelijkertijd beseft hij terugkijkend dat de missie een zware wissel heeft getrokken op zijn mensen. Exacte cijfers kent hij niet, maar hij vermoedt dat er meer dan gemiddeld veel naar Kosovo uitgezonden militairen zijn die last hebben van geestelijke problemen zoals de posttraumatische stressstoornis (ptss). Drie van hen waren op zijn verzoek bij de medaille-uitreiking aanwezig. „Dat is belangrijk omdat deze onderscheiding ook voor hen is en ze laat zien hoe waardevol het werk is geweest waaraan zij blijvend leed over hebben gehouden”, zegt Van Loon. „Ik snap heel goed de impact die Kosovo op hen heeft gehad, want ik ben er zelf ook niet zonder schade vandaan gekomen. Ik kan de geur van de massagraven nog steeds ruiken en vergeet nooit meer wat ik daar heb gezien. Tegelijkertijd hebben we daar echt het verschil kunnen maken omdat we er de wapens, mensen en het mandaat voor kregen van de politieke en militaire top vlak na Srebrenica.”

„Speelde Srebrenica voor mezelf een rol? Absoluut. Ik heb de Engelse krijgsschool gedaan en daar stond op een dag een meneer in een beige pak voor de groep: Martin Bell van de BBC (oorlogsjournalist red.). Hij zei dat Nederlanders nooit meer de leiding over een vredesoperatie mochten krijgen. Terwijl ik daar zat met collega’s uit alle landen om me heen. Toen ik het mandaat voor Kosovo kreeg heb ik er aan gedacht. Voor mij stond één ding vast: dit gaan we uitvoeren wat er ook wordt gezegd. Niemand gaat ons tegenhouden.”