Toespraak generaal bd Koomen ter gelegenheid van de overdracht verantwoordelijkheid herdenking Schelluinen

Hoornaar, 14 november 2011

Mevrouw de burgemeester, geachte aanwezigen, veteranen en vooral nabestaanden en familie of vrienden van de mannen van II-3R.A.. Bijzonder welkom voor de leerlingen van OBS Het Tweespan uit Schelluinen!

Het is vandaag een bijzondere dag voor de 2e Afdeling van het 3e Regiment artillerie, een eenheid die allang niet meer bestaat. Het is ons een groot genoegen om vandaag, op úw veteranendag, de overdracht van de jaarlijkse herdenking van de gesneuvelden van die eenheid, te doen plaatsvinden. Sinds 1980 herdenken de veteranen van II-3R.A. op 14 mei het lot dat hen op die dag in 1940 te Schelluinen trof. Dit jaar was dat voor de laatste keer. Daarom zal ik in het kort nog eens de hoofdlijnen van het bestaan van de eenheid weergeven, uiteraard beperkt tot de aanloop tot en begin van WO II. Uiteraard zonder iets af te willen doen aan de herinneringen die u, aanwezige veteranen zelf over welke periode dan ook hebt.

Over WO II hoef ik u weinig meer te vertellen. Dat is genoegzaam bekend. Voorafgaand werd er gemobiliseerd. Op 24 augustus 1939, zo’n negen maanden voor het uitbreken van de oorlog,  begon de vóórmobilisatie van de afdeling, de voorbereiding voor de eigenlijke mobilisatie. In de dagen daarna kwamen er in Princenhage bij Breda 25 officieren, ruim 50 onderofficieren en zo’n 500 korporaals en manschappen op en werden 400 paarden gevorderd. Die meeste korporaals en manschappen kwamen hoofdzakelijk uit het zuiden van het land. Omdat het een bereden eenheid was, een eenheid met paarden als tractie, waren er veel boeren en boerenzoons bij die van hun gezin en boerderij werden weggehaald. Een grote economische én sociale ingreep.

De afdeling bestond uit drie batterijen met elk vier vuurmonden 7 cm getrokken door zes paarden en vier caissons, munitiewagens, getrokken door vier paarden.

De afdeling krijgt een rol in de Peel – Raam stelling en wordt gelegerd in Gemert. Maanden verstrijken met wachten, stellingen bouwen en oefenen, veel oefenen. Een aantal keren is het spannend, o.a. toen Hitler de Scandinavische landen binnen viel. In april 1940 komt er door een wisseling van het commando over de Landstrijdkrachten een verandering in de toestand. De nieuwe commandant vindt de stelling een te groot risico door het grote gat dat er aan de zuidkant zit met de Belgische stelling langs het Albertkanaal. De verdediging van de Vesting Holland krijgt de prioriteit. De afdeling wordt dan geconcentreerd in St. Michielsgestel. Ook daar wordt weer geoefend, veel geoefend, nu om zo snel mogelijk te kunnen vertrekken en ergens stelling te kunnen nemen.

Op 10 mei is het zover en heel snel is de afdeling gereed om noordwaarts af te marcheren. Alle omzwervingen zal ik niet verhalen maar uiteindelijk trekt de afdeling in de nacht van 13 op 14 mei 1940 naar Schelluinen waar de laatste stellingen zullen worden betrokken. De laatste stellingen …..

Om 11.00 uur die ochtend komt de afdeling in stelling. Nog tijdens het in stelling komen, worden zij onder vuur genomen. Ik laat de kapitein-adjudant van de afdeling, kapitein Haitsma Mulier aan het woord die vanaf enige afstand de gebeurtenissen beschrijft:

“De afdeelingsstaf betrekt haar commandopost in de oude Pastorie te Schelluinen. Eén voor één trekken de batterijen voorbij om haar stellingen te betrekken. De batterij Van Ravenswaay is de laatste en heeft moeite om in stelling te komen door een afdeling lang 12 die den weg verspert. Daar verschijnen boven de Kanaaldijk 7 Messerschmidt toestellen. Ronkend vliegen zij nader en maken enige zwenkingen boven onze stellingen en beginnen dan hun duikvluchten. Knetterend ratelen de mitrailleurs: herhaaldelijk keeren de toestellen terug en verrichten hun doodelijke duikvluchten. Dan sterft het enerverend geluid weg. Een telephoontje naar de verschillende batterijen: het blijkt dat de batterij Ravenswaay drie dooden en 7 gewonden en de batterij van Vliet 3 gewonden heeft, terwijl de batterij Ravenswaay een 20-tal doode paarden telt.”

Eén van de kinderen Kootstra, de inwoonster van Schelluinen die ook bij de beschieting om komt, was nog een jongetje tijdens de meidagen. Hij beschrijft zijn ervaringen van dichtbij als volgt: “Dan, in één keer gebeurt het. Je hoort vliegtuigen, ze vliegen erg laag. Het is een oorverdovend lawaai. Ook hoor je het geluid van een enorme hagelbui. Maar dat kan niet, het is juist mooi weer. En later begrijp je dat die vliegtuigen schoten. De kogels veroorzaakten het geluid op het dak. Je kruipt dicht bij je grootmoeder, je wordt nu pas angstig.

Net zo snel als het gekomen was, houdt het geluid ook weer op. Je zou geen tijdsduur kunnen noemen, het gaat allemaal zo snel. Er volgt een doodse stilte. Maar ook die duurt maar even.

Je ziet dat veel soldaten heen en weer rennen, het lijkt wel een mierenhoop. Ze lijken ook bezorgd en hebben geen belangstelling voor je. Ze hebben kennelijk wat anders aan hun hoofd. In de weilanden liggen veel paarden, ze zijn dood. Je begrijpt niet waarom die vliegtuigen de paarden hebben doodgeschoten. Die beesten deden toch niemand kwaad?

Je hoort ook dat er soldaten zijn gedood. Maar hoeveel, waar en wie het zijn, wordt in de consternatie niet duidelijk. Je krijgt de indruk dat niemand precies weet wat er aan de hand is. Je ziet dat grootmoeder huilt, maar waarom doet ze dat?”

De gebeurtenissen maken diepe indruk op de mensen die het meemaakten. Nog op de laatste reünie wordt verhaald over het gegil van de gewonde paarden en over de alles bepalende geur van hun bloed. Wanneer diezelfde dag in 1940, na het bombardement op Rotterdam waarvan de rookpluimen in Schelluinen goed waarneembaar waren, Nederland moet capituleren, is die dag diep gegrift in het geheugen van de mensen. 14 Mei 1940 blijft hen bij, militairen én burgers.

Al datzelfde jaar wordt een monument opgericht door de 3e batterij, de batterij Van Ravenswaay. Het staat dan op de plaats waar een wachtmeester is gesneuveld, op het land van Van der Steldt aan de Nolweg. Later wordt het een paar meter verplaatst naar de Berkenlaan waar het nu nog staat.

Hoe ging het verder met de afdeling? Na de demobilisatie en de oorlogsjaren pakte iedereen zijn eigen leven voor zover mogelijk weer op. De kapitein-adjudant  Haitsma Mulier en zijn oppasser, stukkenrijder Van Berkel, stuurden elkaar jaarlijks een Kerst- en Nieuwjaarswens. In 1979 bezocht Haitsma hem thuis en daar ontstond het idee voor een reünie. En die kwam er al het volgende jaar, in 1980. Gelukkig heeft Van Berkel die nog meegemaakt; hij overleed zes weken later.

Die reünies bleven doorgaan, ieder jaar weer. Eerst in Schelluinen, later ook met een middagprogramma in Breda waar ze voor de oorlog hun opleiding hadden gehad. Eerst op eigen kracht maar toen de 42e Afdeling Veldartillerie in Assen werd aangewezen de traditie van II-3R.A. voort te zetten, met steun van deze afdeling. Daar is voor mijn echtgenote en mij ook de band met deze veteranen begonnen. Overste b.d. Ellerbroek als voorzitter, wachtmeester Nijs als secretaris en wachtmeester Van Hurck als penningmeester vormden hun reüniecommissie. Alle drie markante persoonlijkheden die met volle inzet voor hún veteranen gingen. Wat was die Nijs trots toen hij op zijn 80e verjaardag als beloning voor al het werk dat hij had gedaan op een volle appelplaats op de kazerne in Assen door mij namens Hare Majesteit een Koninklijke Onderscheiding kreeg opgespeld!

Toen de 42e Afdeling in het kader van de zoveelste bezuiniging bij de krijgsmacht werd opgeheven en de jaren voor de reüniecommissie ook begonnen te tellen, werd het Bloemenfonds opgericht, een soort commissie van ondersteuning met daarin de laatste twee commandanten van de 42e Afdeling, overste Broekema en ik, de Korpsadjudant van het Korps Veldartillerie, de voorzitter van de Vereniging Onderofficieren Artillerie die de traditie zou voortzetten en, het was een paar maanden geleden een verrassing voor haar: de burgemeester van de Gemeente Giessenlanden.

Het aantal deelnemers aan de reünies nam in de loop der jaren af. Met het stijgen van de leeftijd van de veteranen kon dat ook niet anders. Het programma werd beperkt tot Schelluinen. Breda erbij werd te belastend. In 1997 werd na intensief overleg met de reünisten het besluit genomen om zodra geen der in leven zijnde veteranen meer de herdenking op 14 mei zou kunnen bijwonen, de herdenking zou worden overgedragen en zou gaan samen vallen met de 4-mei herdenking. Het jaar daarop, in 1998, werd na goed overleg tussen veteranen en bewoners van Schelluinen het monument aan de Berkenlaan uitgebreid. Aan weerszijden van de steen met de namen van de drie gesneuvelde militairen werd een steen geplaatst met de namen van inwoners van het dorp die tijdens de oorlog waren omgekomen. De nog in leven zijnde veteranen vonden het een verrijking van het monument!

Uit de vele gesprekken die wij tijdens de reünies met de veteranen hadden, bleek ons dat zij het liefst de voortzetting van de herdenking door kinderen zagen worden uitgevoerd. Om op zo’n manier bij te dragen aan het bewust maken van de jongere generaties met wat de begrippen oorlog, intolerantie, geweld, maar ook respect, samenwerking en kameraadschap eigenlijk inhouden, dat leek hen geweldig. Het contact met dhr. Migchelsen van Het Tweespan was snel gelegd. Net zoals bij de eerste reünie in 1980 was de bereidheid tot medewerking er direct. De beschieting had immers zo ongeveer voor hun voordeur plaatsgevonden! De laatste jaren zijn er bij de herdenking op 14 mei dan ook steeds deputaties van de hoogste groepen van de school aanwezig geweest. Dit tot zeer grote voldoening van de veteranen.

En vandaag is het dan zover. Vandaag wordt de 14-mei herdenking formeel beëindigd. Voordat wij daartoe overgaan nog twee dingen.

Allereerst dank. Dank voor de steun van de gemeente Giessenlanden en in het bijzonder voor de Burgemeester, mevr Boot. Net zoals haar voorganger, is zij altijd oprecht betrokken geweest bij onze reünisten. Altijd aanwezig op 14 mei en altijd in gesprek met de veteranen. Dank ook voor de uiterst plezierige manier waarop de besprekingen over de overdracht tussen de drie parijen: school, gemeente en de Stichting Bloemenhulde hebben plaatsgevonden. Maar dan kon ook niet anders wanneer je alle drie overtuigd bent van het goede van de oplossing die nu is gekozen.

Dank aan Schelluinen. De betrokkenheid van de bewoners, het Dorpshuis en de school is voor de veteranen als een warm bad geweest. Hoe erg die meidag in 1940 ook is geweest, vanaf 1980 was het voor hen goed toeven in Schelluinen, ondanks de pijnlijke herinnering.

Dank ook aan het Korps Veldartillerie. Kolonel Kooijman, u en uw voorgangers hebben niets nagelaten om het mogelijk te maken dat de bijeenkomsten op een waardige wijze konden worden uitgevoerd. Wij realiseren ons dat daarvoor ieder jaar ook weer een beroep werd gedaan op uw toch al beperkte financiële middelen. Maar wees er van verzekerd: ze zijn zeer goed besteed!

Dank aan de leden van de Stichting Bloemenhulde Gevallenen II-3R.A.. Zeker de laatste jaren was zonder uw inspanning een geslaagde reünie en herdenking niet mogelijk geweest. En een compliment dat u, met voortdurende medewerking van de opeenvolgende commandanten van het Korps Veldartillerie een behoorlijk bedrag aan de school kunt overdragen.

Dank, en ik weet dat hij het niet wil horen, dank aan de Korpsadjudant van het Korps Veldartillerie, adjudant-instructeur Cees Damen. Als voorzitter sta je in de schijnwerpers maar het echte werk is gedaan door Cees en zijn voorgangers. Voor velen niet zichtbaar maar zonder hem en zijn voorgangers hadden we het niet zo goed kunnen uitvoeren en nu beëindigen. Cees: petje af!

Als laatste voor de officiële overdracht gedenken wij met twee minuten stilte de gesneuvelden van II-3R.A. Ik doe dat met dezelfde woorden die kapitein-adjudant Haitsma Mulier uitsprak op 14 mei 1980 bij de eerste reünie.

“Ik verzoek u, voorzover gezeten, te verrijzen. In volgorde van de vermelding op het monument herdenken wij wachtmeester Hendrik Theodoor Valk, geboren Rotterdam, 26 mei 1914, begraven op het Militair Ereveld Grebbeberg te Rhenen; stukrijder Jan Steenbruggen, geboren Deventer, 15 maart 1911, begraven eveneens op het Militair Ereveld Grebbeberg te Rhenen; stukrijder Joahannes Hendrikus Savelkoul, geboren Duisburg, 3 maart 1913, begraven op de RK Bijzondere Begraafplaats Chevremont te Kerkrade. Tevens gedenk ik een inwoonster van deze gemeente, mevrouw Kootstra, moeder van vijf kinderen, die bij de luchtaanval op 14 mei 1940 om het leven kwam.”

Dank u zeer en neemt u plaats.

Mag ik de burgemeester, mevr. Boot en de schooldirecteur, dhr Migchelsen verzoeken achter de tafel plaats te nemen om het convenant te tekenen.